Ik weet eigenlijk niet meer waarom het mij zo’n goed plan leek, maar nadat ik Miss Match halverwege juni had ingeleverd, besloot ik om twee maanden niet te schrijven. Een schrijfsabbatical. Te beginnen op 1 juli, met als einddatum 1 september.
Ik heb mijn sabbatical pendelend tussen Frankrijk en Nederland doorgebracht. De dochters weigerden om zich de hele zomer terug te trekken op het Franse platteland en ik moet toegeven dat het daar ook weinig spannend is. Maar omdat onder ouderlijk toezicht niet wordt verstaan dat je je kinderen twee maanden alleen thuislaat, reed ik dus heen en weer om de boel in de gaten te houden.
Als ik in Nederland was bracht ik mijn tijd hoofdzakelijk poetsend door om te voorkomen dat ongedierte het huis zou overnemen, stopte ik de jongedames Harrewijn vol met vitaminerijk voer, en riep ik wat wijze en interessante woorden over young adults in het algemeen en moeders in het bijzonder.
In Frankrijk liep ik hele dagen in een slonzige joggingbroek rond, voerde ik de pony’s, Pasha en Ushi, appels en voerde ik hele gesprekken met ze over het leven van een gehoefde versus dat van een schrijfster.
Kortom, zo’n sabbatical is nog niet zo eenvoudig.
Of ik nou langzaam richting 1 september kroop of 1 september richting mij wil ik in het midden laten, maar op een gegeven moment was het 31 augustus en drong het langzaam tot mij door dat ik de volgende dag op Manuscripta acte de présence moest geven.
Met mijn hoofd nog bij het Franse boerenleven ging ik richting Amsterdam waar ik met Lisette Jonkman en Ilse Spall een interview moest geven om de aftrap van een nieuwe chicklitschrijfwedstrijd in te luiden. Hoe ingewikkeld kon dat zijn?
Lastiger dan je denkt, want ik liet mij mooi overvallen door de vraag van de interviewster of wij chicklitschrijfsters ook onhebbelijkheden hebben tijdens het schrijven. Mannelijke auteurs masturberen namelijk altijd achter hun bureau, aldus de interviewster.
Ik was even van slag. Wie waren die mannelijke auteurs? Arthur Japin? Kluun? Grunberg? Leon de Winter? Mart Smeets? Ondertussen schoten er allerlei beelden door mij heen van mannelijke auteurs achter hun bureau en weet ik absoluut niet meer wat ik heb geantwoord op de vraag van de interviewster.
Kortom, om een lang verhaal kort te maken. De opening van het boekenseizoen heeft mij weer volop en met beide benen in de letteren en de Nederlandse klei gezet. Komende week ben ik weer gewoon om acht uur aan het werk. En als ik erachter ben wat mijn onhebbelijkheden tijdens het schrijven zijn, laat ik het jullie onmiddellijk weten.