De laatste tijd moet ik vaak aan mijn oude tante denken. Ze was in de negentig. Een paar jaar geleden is ze overleden. Ze was een bijzonder mens, maar vooral een onuitstaanbaar kreng. Om de laatste reden zag ik haar niet veel, totdat ze op een dag door haar veertig jaar jongere vriend op bruuske wijze in de steek werd gelaten voor een ander stokoud besje. De oude tante, doof, bijna blind en met een gebroken hart, moest naar een bejaardentehuis en dus verleende ik wat hand-en-spandiensten.
Het bijzondere aan mijn stokoude tante was het feit dat ze zich geestelijk niet ouder dan twintig waande. Ik begreep niet zoveel van mijn tante, en vooral haar keuze qua langharig vriendje kon ik niet volgen, maar op dit punt begreep ik haar volkomen. Haar jeugdigheid was verhelderend, prettig en ontroerend en stond in schril contrast met haar oude lijf. Het zwarte lijntje rondom haar ogen was bibberig en de felrode lippenstift altijd uitgeschoten, maar desondanks wist ze zich te gedragen als een grand old lady.
Negentig zijn en je twintig voelen. Het laat zich lastig uitleggen.
De vraag is natuurlijk waarom ik de laatste tijd aan dat mensje moet denken. Dat komt omdat ik grijs word. Dat is namelijk een trekje in onze familie. We worden langzaam steeds donkerder en daarna grijs. Behalve mijn tante, zij bleef pikzwart. Voor mijn gevoel dan. Misschien was ze wel grijs, maar zag ik dat niet. Misschien keek ik wel door die negentig jaar heen en zag ik een meisje van twintig. Weet ik veel.
Hoe dan ook. Ik word grijs. En ik doe sinds kort allerlei pogingen om dat te verhullen. Mijn kapster smeert mijn hoofd in met chemische goedjes en daarmee fop ik de hele boel en vooral mijzelf. De ellende van dat geverf is dat je het steeds vaker moet doen. Ik zit nu op een zesweekse verfbeurt. En toen dacht ik opeens; waarom doe ik dat eigenlijk? Als ik grijs ben, zie ik er misschien uit als tachtig, maar ik voel me toch wel vijfentwintig. Dus waar zou ik moeilijk over doen.
Er is één probleem. De weg naar helemaal grijs is gruwelijk. De zogenaamde peper-en-zout-fase is niet om aan te zien. Je ziet er daadwerkelijk uit alsof je nog maar een week te leven hebt. Somber, grauw, gatverdamme.
En toen dacht ik; als ik het nou gewoon eens grijs verf? Patsboem. Klaar!
Dat zou ik nou graag eens met die oude tante willen bespreken. Maar dat kan niet, want ze is dood. Ik vrees trouwens dat ik het antwoord wel weet. Ze was waarschijnlijk woedend geworden. Grijs, hoe of ik het in mijn hoofd haalde. Maar goed er was dan ook wat leeftijdsverschil tussen ons. Zij voelde zich twintig, maar ik ben geestelijk toch echt vijf jaar ouder.