Onzekerheid is een merkwaardig ding, daar ben ik inmiddels wel achter. En al helemaal als onzekerheid een eigen leven gaat leiden. Zo riep ik sinds januari: ‘We gaan misschien naar Suriname, maar het is allemaal nog heel erg onzeker, hoor!’ En zo werden ‘misschien’ en ‘onzeker’ twee woorden die me voor in de mond lagen en ging ik gewoon door met waar ik mee bezig was.
Totdat ik Allerliefste uitzwaaide…
Totdat ik erachter kwam dat Saartje door de vliegtuigmaatschappijen geweigerd werd en niet mee kon omdat kortsnuitigen de vliegreis in de meeste gevallen niet overleven…
Totdat het tot me doordrong dat de dochters hier natuurlijk gewoon blijven studeren…
Totdat ik een boekje las over Suriname en tot de conclusie kwam dat ik Curaçao en Suriname door elkaar had gehaald…
Totdat ik skypend tegen Allerliefste riep dat ik echt heel erg bang ben voor spinnen, inclusief de onzichtbare (je ziet hem niet, maar hij zit er vast wel)…
Totdat de mevrouw van KLM Clinics etc. me ging uitleggen dat ik véél te laat was voor de inentingen voor rabiës. ‘U gaat daar dus dood aan.’ En ze keek er eng bij…
Totdat ik me realiseerde dat volgepompt en stijf gespoten met inentingen geen enkele bescherming biedt; de kans is namelijk heel erg groot dat ik de bus van links niet zie aankomen…
Totdat ik me afvroeg waarom ze in Suriname eigenlijk links rijden en of ik dat ooit in mijn hersenhelften geautomatiseerd krijg…
En zo waren er talloze totdatten waar ik jullie niet mee zal vermoeien…
Morgen breng ik Saartje naar een geweldig logeeradres. Daarna ga ik heel hard huilen. Punt. Ik kan er niets anders van maken. Donderdag vlieg ik naar Paramaribo. O, dat was ik nog vergeten te melden; het is geen vakantie van drie weken, we blijven drie jaar, maar ‘misschien’ ben ik volgende week wel weer terug, hoor, dat kan maar zo. Het leven is tenslotte een beetje ‘onzeker’.