Het fenomeen Sonja Bakker is een beetje aan mij ontgaan. Ten eerste ben ik niet zo van het diëten en als het dan toch moet, heb ik een voorkeur voor de sherrykuur. Lekker om elf uur ’s ochtends starten met een kopje koffie en Sandeman. Daarnaast vertoon ik de kinderachtige neiging om alles wat hype-achtige trekjes vertoont links te laten liggen.
Het was dan ook heel toevallig dat ik een paar weken geleden, al zappend, op Sonja Bakker stuitte. Met SOS Sonja struint zij het land af op zoek naar mensen met overgewicht, die zij dan op haar Sonja’s komt verlossen van hun zwembandjes gevuld met blubberend vet. Er zit van alles en nog wat tussen: gezellige dikkerdjes, ongelukkige obesitassen en heel veel emo-eters. Volgens mij is die laatste groep wel in de meerderheid.
De eerste kennismaking vindt plaats in een studio waar via een televisiescherm het vetslachtoffer laat zien wat hij op een dag allemaal naar binnen werkt. Dit is het mooiste gedeelte van het programma want tijdens dit stukje geeft Sonja ongezouten haar mening.
‘Gatverdamme, denk toch aan je vetpercentage!’ riep ze gruwelend uit toen een man vertelde dat zijn ontbijt uit vier saucijzenbroodjes bestond.
Daarna gaat ze op bezoek bij de vetlustige en trekt daar de koelkast open, waarop ze met veel commentaar en met een smerig gezicht de frikandellen en bakjes eiersalade uit de koelkast verwijdert.
Als we dat gehad hebben, zet ze de eetlustige op een weegschaal. Een heel bijzondere, die niet alleen het gewicht aangeeft, maar ook het vetpercentage en de leeftijd. Het dikkerdje van veertig met een vetpercentage van vijftig procent en een weegschaalleeftijd van tachtig jaar, is dan meestal wel overtuigd dat er iets moet gebeuren.
Vervolgens krijgt het slachtoffer de mogelijkheid om zich voor de laatste keer te buiten te gaan aan een vetrijke avondmaaltijd, waar ik persoonlijk helemaal misselijk van word en daarna gaat Sonja aan de slag.
Prachtige televisie, ik kan niet anders zeggen!
Maar eigenlijk weet ik niet wat ik van die Sonja moet denken. Ik krijg er visioenen bij van het buurmeisje dat het nooit zo lekker deed op school en verkering had met de zoon van de cafetariahouder. Daarnaast heeft ze een lichtelijk naïeve uitstraling en een ongelooflijk accent, dat ik bij Ilse de Lange leuk vind, maar bij haar storend.
Inmiddels kan dit lieve buurmeisje op de basisschoolreünie melden dat ze een miljoenenimperium heeft opgebouwd door vooral niet te eten en dat vind ik dan wel weer geinig. Haar boeken vliegen over de toonbank, haar glossy straalt je vanuit de schappen tegemoet en dit maffe televisieprogramma legt haar ook geen windeieren. Het enige waar het binnen haar imperium nog aan ontbreekt, is het Sonja Bakker Crematorium om het vet te verbranden.
Inmiddels hebben wij Sonja ook in ons hart gesloten. Wim en ik doen volop mee, al moet ik zeggen dat wij er een eigen afvalinterpretatie aan hebben gegeven.
Ik ben Sonja, hij is Bakker. En als we ’s avond rond een uurtje of tien enorme trek krijgen en we al bijna bij de koelkast staan om dikke stukken kaas af te snijden roepen we in koor en met een snijdend accent: ‘Gatverdamme, denk toch aan je vetpercentage!’