Mijn vermoeden dat onze honden echt oliedom zijn, werd recentelijk weer eens bevestigd. Ik was op bezoek bij vriendin Anna, die in het bezit is van een aandoenlijk hondje, dat luistert naar de naam Fokje.
Fokje is een ruwharige boerenfox, die vrolijk met de pot mee-eet, variërend van pannenkoeken, spinazieschotels en oesters met champagne. Alle wat over is, verdwijnt in haar bakje. Verder is het beestje razend slim en kun je hem in een week een salto leren, een handstand laten maken en nog veel meer onzinnige dingen waar zij en het hele gezin heel gelukkig van worden.
Na drie cursussen in de stromende regen kan onze Saar eindelijk op commando zitten. De hondentrainster heeft mij voorzichtig duidelijk gemaakt dat we maar niet voor het examen moeten gaan. En dus kan Saar alleen maar zitten, als ik het tenminste vriendelijk vraag.
Tijdens een wel-en-wee uurtje met Allerliefste bracht ik het enorme gebrek aan intelligentie van onze honden ter sprake. Dit ontaardde in een discussie omdat er volgens Allerliefste sprake is van potentiële, selectieve intelligentie. Intelligentie wanneer het ze uitkomt, dus.
‘Ik heb anders de indruk dat het ze nooit uitkomt,’ zeg ik chagrijnig.
‘Ze doen alsof ze het niet begrijpen, dat is heel wat anders,’ gaat Allerliefste onverstoorbaar door.
‘Kun je een voorbeeld noemen, schat, van de potentiële, selectieve intelligentie van onze viervoeters?’
‘Als jij de honden uitlaat om acht uur ’s avonds dan rennen ze daarna als gekken naar hun etensbakken omdat ze weten dat ik daar het eten in heb gedaan. Als ik de honden uitlaat doen ze dat niet, omdat ze weten dat jij altijd vergeet om de bakken te vullen.’
‘O,’
‘Als jij de honden uitlaat, sloffen ze op hun dooie gemakje naar de deur omdat ze weten dat jij altijd eerst zelf gaat plassen. Bij mij weten ze dat we meteen vertrekken.’ Allerliefste kijkt mij iets te voldaan aan.
‘Ja ja, ik snap wat je bedoelt,’ zeg ik. ‘Als ik Joost in de achterbak moet doen, springt hij erin. Bij jou weigert hij en moet jij hem erin tillen. Bedoel je dat?’
‘Precies.’
‘En dat noem jij potentiële, selectieve intelligentie?’
‘Ja, ze weten precies hoe ze met ons om moeten gaan. Dat vind ik heel intelligent.’
‘In jouw geval wel ja. Ik weet niet eens hoe ik met je om moet gaan.’
‘Nou, dat bedoel ik maar.’
‘Kijk.’ Allerliefste gaat er eens goed voor zitten en dan houdt hij meestal niet meer op. ‘Saar weet gewoon dat ze moet doen alsof ze niks begrijpt. Het komt haar prima uit dat wij haar dom vinden. Ze springt gewoon lekker op de bank en gaat daar dom liggen zijn met haar tong uit haar bek voor die extra domme look. En wij maar boos worden omdat ze niet op de bank mag. Dat is toch heel intelligent?’
Ik kijk Allerliefste aan. Hij houdt gewoon van Saartje, dat is het. Langzaam begint het mij te dagen hoe ik met Allerliefste om moet gaan. Gewoon de hele dag op de bank liggen met mijn tong uit mijn mond, waarbij ik hem af en toe verras met een potentieel, selectief intelligente opmerking.
Dat ik dat nou toch van de honden heb moeten leren.