Ik heb het druk, heel druk met het voorbereiden van de lessen voor het nieuwe seizoen. Naast het schrijven van boeken, geef ik Nederlands aan anderstaligen. Dat doe ik al zo’n jaartje of twintig en in die twintig jaar heb ik mij verbaasd over de leerboeken Nederlands. Die zijn namelijk heel erg treurig. De verhaaltjes, die de grammatica moeten ondersteunen, gaan meestal over Karl, een Duitser met blonde haren en blauwe ogen. Tijdens Nederlandse les ontmoet hij Fatima. Zij heeft bruine ogen en zwart haar. In de lessen die volgen doen ze heel spannende dingen. Fatima gaat naar de bakker, slager en groenteboer. Karl struikelt over een stoeptegel en moet naar het ziekenhuis. Kortom, bedroevend saai, afgrijselijk doorvlochten met multiculti-elementjes en belachelijk stereotiep. Dus ben ik zelf maar aan het schrijven geslagen.
PIET EN PETRA, EEN GEZELLIG STEL
Les 1. Piet en Petra zijn getrouwd (ou/au)
Les 2. Ze hebben twee kinderen (tellen tot tien)
Les 3. Een zoon en een dochter: Tim en Sanne (lidwoorden)
Les 4. En een cavia, zonder naam (c/k)
Les 5. Piet wordt verliefd op de stoere Rob van de afdeling burgerzaken (Nederlandse cultuur; gedoe met gemeentelijke
instanties)
Les 6. Hij komt uit de kast (merkwaardige uitdrukkingen)
Les 7. Piet en Petra gaan scheiden (sterke/zwakke werkwoorden)
Les 8. Petra heeft het zwaar (zwaar, zwaarder, zwaarst)
Les 9. Het gaat slecht met haar zoon (bezittelijke voornaamwoorden)
Les 10. De passief-agressieve jongen verbouwt het nieuwe klaslokaal (bijvoeglijke naamwoorden)
Les 11. De hoogbegaafde Sanne snapt het ook niet meer (niet/geen/alle Nederlandse kinderen zijn
hoogbegaafd)
Les 12. De cavia krijgt paniekaanvallen (bij de dierenarts)
Les 13. Petra en de kinderen verhuizen naar een flatje (s/z en verkleinwoorden)
Les 14. De cavia gaat dood (tegenstellingen; gefeliciteerd/gecondoleerd)
Les 15. Maar er is hoop (er, altijd lastig!)
Les 16. Piet, Petra, Rob en de kinderen gaan samen op vakantie (meervoud)
Les 17. Ze gaan kamperen in Assen (Nederland vakantieland)
Les 18. Daar komt Petra een leuke man tegen (scheidbare werkwoorden)
Les 19. Hij heeft zes kinderen en een caravan (synoniemen; sleurhut)
Les 20. Hij heet Mats, een grote gezellige Antilliaan (gebruik hoofdletter)
Helaas kom ik aan les 20 niet meer toe. De laatste les zitten we namelijk altijd in de kroeg. Dan zingen we smartlappen, dansen op klompen en zuipen we jenever.