Zo heel af en toe overvalt me de angst dat ik op een dag de wereld niet meer begrijp. Dat ik voor de kassa sta met mijn halfje wit en een code moet inspreken om te betalen terwijl ik niet weet wat mijn code is omdat ik die toegestuurd kreeg via een zwevende wolk en ik niet wist dat ik me met behulp van een irisscan moest inbiepen. Van dat soort dingen kan ik heel bang worden. Dat de vooruitgang sneller gaat dan ik aankan.
Neem nou zo’n Zalando, het digitale shoeshoppingcentre. Met één druk op de knop heb je die felbegeerde sleehak in huis. Ik kan hier niet aan meedoen. Ik moet echt een schoen passen. Meestal heb ik er een stuk of tien aan mijn voet gehad, voordat ik eindelijk tot aanschaf overga. Dat is helemaal niet erg, laat de moderne mens mij weten. Als ze niet lekker zitten dan stuur je ze weer terug.
Laat dit principe nou eens goed tot je doordringen. Je koopt een schoen, die wordt door een meneer in een auto bij je thuisbezorgd, je past de schoen, hij zit niet, je doet hem weer terug in de doos, plakt die dicht, brengt het pakket naar het postkantoor en een meneer in een auto bezorgt die doos weer bij het Zalando-distributie-centrum.
Lekker makkelijk, zeggen de Zalando-believers, maar feitelijk is het toch heel omslachtig? In mijn geval moet die man in die auto tien keer heen en weer rijden. Het enige positieve dat ik aan dit geheel kan ontdekken, is dat je absoluut een warme band opbouwt met de bezorger die elke dag bij je aan de deur komt. Ik kan het niet met cijfers onderbouwen, maar ik vermoed dat er huwelijken zijn waarin de vrouw meer contact heeft met de postmeneer dan met haar eigen meneer.
Het resultaat van jarenlange vooruitgang is dus dat je niet meer naar de winkel hoeft en dat de postbezorger vriend aan huis wordt. Toen ik als tienjarige mijmerde over de toekomst, hoopte ik toch echt op meer. Ik verwachtte op z’n minst dat we ons in 2013 in zilverkleurige schoteltjes door de lucht van A naar B zouden begeven. Maar ik ga nog steeds met de trein – die nog steeds niet rijdt als er wat sneeuwvlokjes of blaadjes naar beneden dwarrelen – en die gratis Wifi-verbinding krijg ik uiteindelijk nooit voor elkaar.
Hieruit blijkt dus maar weer dat het volstrekt onzinnig is om de toekomst met angst en beven tegemoet te zien. Een mens lijdt het meest van het lijden dat hij vreest. De kans is trouwens groot dat we met z’n allen weer volledig retro gaan. Draaitafels worden weer de huizen binnengesleept, de papieren krant zie ik overal prominent op tafel liggen, vergeten groentes ploppen in moestuinen omhoog en binnenkort gaan we weer lekker nostalgisch met cheques betalen. Allemaal dingen die ik heel goed begrijp. Ga ik toch nog gouden tijden tegemoet.