Ik zie me nog rennen. Ik vermoed dat ik een jaar of vijftien was. Briesend en stuivend richting goal. De ouders van de tegenpartij stonden met bloemen aan de kant te zwaaien. Ze zouden promoveren, als ze tenminste niet van ons zouden verliezen, maar die kans werd klein geacht. En toen kwam daar dat geniale doelpunt en verdwenen de bloemen bedeesd uit het zicht. Wow, wat voelde dat goed!
Puberale dwarsliggerij betekende het einde van mijn hockeycarrière en tijdens mijn studie had ik ook wel wat beters te doen. Jaren later verhuisde ik naar Hilversum voor mijn eerste baan en ik stapte weer het veld op met mijn oude hockeystick met zijn prachtige houten krul. Er was een hoop veranderd en ik werd keihard uitgelachen om mijn gedateerde hockeyaccessoires.
Met nog één been in het studentenleven en het andere in de grauwe werkelijkheid van het juridische vak kon ik wat fysieke arbeid op de zondag goed gebruiken. Het waren tenslotte niet mijn topfitte jaren. Ik dronk te veel, rookte een pakje per dag en mijn avondmaaltijd bestond meestal uit een broodje pindakaas. Daarnaast was ik erg chaotisch (op dit punt is er niet veel veranderd, maar ik weet het aardig te verbloemen). Ik vertrok dus elke zondag richting veld met één scheenbeschermer, verkeerde sokken en zonder het a-sexy overbroekje voor onder het te korte rokje, waardoor ik menig wedstrijd in een gebloemde onderbroek over het veld heb gehold. Hoe gênant!
We zijn inmiddels heel wat jaren verder en ik sta weer op het hockeyveld. Langs de zijlijn, als parttime coach van meisjes B7. Ze zijn een jaartje of vijftien en gaan briesend en stuivend richting goal. Gelukkig zijn er van die dingen die niet veranderen.
Wat er wel is veranderd, zijn de spelregels. En ook de hockeystick heeft wederom een ware revolutie doorgemaakt. Maar de beste verandering is toch wel het hockeyrokje: een flinterdun geval mét ingebouwd broekje! Dat vind ik als moeder – nu de vrolijk gebloemde onderbroeken zijn ingewisseld voor strings – echt een bijzonder geruststellend idee.