Herfst, wat een treurnis!
Vallende blaadjes, regen die tegen de ramen beukt, gierende wind�
Je warme jas net te warm, je zomerse jack net te koud, een muts te overdreven, vierentwintig uur rubberlaarzen.
De herfst als akelig tussenseizoen.
Een mager zonnetje, dat je pesterig herinnert aan zwoele zomeravonden, afgewisseld met striemende kou, een voorproefje op winterse dagen.
De herfst, het is vlees noch vis, het is helemaal niks.
Het is donker als je opstaat, donker als je thuiskomt en tussendoor bewolkt.
Het jaargetijde waarin niets bloeit noch groeit en de straat bezaaid is met ijzeren skeletten: zielige, stukgewaaide paraplu’s.
Beukennootjes die op je kop vallen, egels die zich uit de voeten maken.
Het mooie groen dat vies bruin kleurt met als eindresultaat kale takken tegen een grijze grauwe hemel.
Nee, gezellige hoor, die herfst. Echt mijn seizoen. Een en al treurnis.
Er zit maar één ding op: de gordijnen toe, een appeltaart bakken, een pot thee zetten en zo rond april de deur weer heel voorzichtig openen.