Dit gaat een heel lange column worden. Dus wees gewaarschuwd.
Een paar weken geleden verloor ik in een Oostenrijks bergdorpje mijn zonnebril. Eentje die ik heel hard nodig heb omdat ik anders weinig zie. Ik kamde het halve dorp en ons tijdelijke verblijf uit en meldde het voorval voor de zekerheid bij het plaatselijke politiebureau, want dat leek me typisch zo’n plek voor gevonden voorwerpen. De post werd bemand door een man en een vrouw en nee er was geen bril gebracht. Ik wilde weer vertrekken maar de agent was nog niet klaar met mij. Er moest van alles genoteerd worden. Wat was mijn naam, hoe zag de bril eruit, waar verbleef ik en wat was mijn mobiele nummer. Pas daarna mocht ik gaan. In de plaatselijke winkel kocht ik een paar van die jaren ‘80 voorzetglazen en zo vervolgde ik mijn weg.
Een paar dagen later liep ik op straat met mijn Tante-Toos-Voorzetglazen toen plotseling een politieauto stopte. De man en de vrouw van het plaatselijke bureau stapten uit en de man liep wijdbeens naar mij toe. Zijn pistool rustte nonchalant op zijn heup. Het leek een beetje op een scène uit een Amerikaanse film en ik was er heilig van overtuigd dat ik werd gearresteerd voor iets onduidelijks en tien jaar achter slot en grendel zou verdwijnen. Mensen hielden stil en bekeken het tafereel. Toen de agent vlak voor me stond, verscheen er een ontwapende lach op zijn gezicht. ‘Astrid,’ zei hij. ‘Heb je je zonnebril teruggevonden?’ (Dit zei hij uiteraard in het Duits)
Ik was heel even van slag omdat hij me bij mijn voornaam noemde, maar herstelde mezelf snel en liet hem vrolijk de opklapbare Tante-Toos-Voorzetglazen zien. Een uitkomst, dat vond hij ook. Maar mocht ik de zonnebril terugvinden dan moest ik dat vooral even melden en wijdbeens liep hij weer terug naar zijn bedrijfsvehikel.
Ik heb jullie gewaarschuwd dit wordt een lange, lange column.
Afgelopen weekend werd ik om kwart over drie ’s nachts uit mijn bed gebeld. Mijn oudste was in tranen. Haar jas, haar sleutels en een armband waren gestolen. Ze stond op het marktplein met een vriendinnetje. Of ik haar kon halen. Zo snel als ik kon reed ik naar haar toe. Het was druk in het centrum van Hilversum, het leek wel een zaterdagmiddag met als enig verschil dat het publiek merkwaardig onvast op de benen stond. En daar stond dochterlief te klappertanden. Ik parkeerde mijn auto op de stoep wat mij onmiddellijk een boze blik van twee aanwezige agenten opleverde.
De dames stapten snel in en een golf van gevloek ging door de auto. Wat een rotavond en ze waren op straat ook nog eens continu lastiggevallen.
‘Maar daar stonden twee agenten!’ riep ik verontwaardigd.
‘Ach, die doen helemaal niets. Ik ben ook nog naar het politiebureau geweest maar ’s nachts kun je geen aangifte doen.’ Dochterlief keek me al klappertandend boos aan.
‘Maar wat zeiden ze dan op het bureau?’ vroeg ik.
‘Weinig, ze doen geen aangifte en dan kun je weer gaan.’
‘Maar heb je gezegd dat je geen jas hebt, geen sleutels en dus niet kan fietsen…’
‘Ja, uiteraard!’
Ik keek mijn dochter en haar vriendinnetje verbaasd aan. De dames bevonden zich niet in een kennelijke staat, sterker nog, ze waren broodnuchter. Ik vroeg me af hoe lang ze buiten in de kou hadden rondgelopen.
‘En toen gingen jullie weer weg bij het politiebureau?’
‘Ja, wat moet je anders? We zijn naar een pinautomaat gegaan om geld te pinnen voor een taxi, maar de pinautomaten deden het niet. Toen ben ik naar een taxi gegaan om te vragen of ik in de taxi kon pinnen, maar dat kon ook niet.’
‘En al die tijd zonder jas?’
‘Ach, mam, het was zo koud en we werden aldoor lastiggevallen door van die bezopen gasten.’
‘Maar die agent op het bureau heeft die niet gevraagd hoe je nou thuis moest komen? Bood hij niet aan dat je op het bureau je ouders kon bellen en daar even kon wachten?’
‘Nee, die man vroeg niet veel.’
Ik stopte de auto abrupt en vond dat het tijd werd voor een praatje met de betreffende agent. Ik wilde gewoon even weten waarom die man deze twee meiden weer de straat op had gestuurd. Uiteindelijk kreeg ik hem aan de telefoon. Een bars onvriendelijk personage die zich afvroeg of ik wel goed bij mijn hoofd was. Waarom had hij aan mijn dochter moeten vragen hoe ze thuiskwam zonder jas. Dat was toch niet zijn zaak?
Ik besloot al snel dat het midden in de nacht was en ik waarschijnlijk niet helder kon nadenken en dat deze man en ik gewoon een andere visie hadden op het geheel. Dus ik liet hem weten dat ik alleen maar bezorgd was en slechts hoopte dat als mijn dochters in nood waren ze bij de politie verder geholpen zouden worden.
‘Nou, mevrouw, uw dochter maakte geen hulpeloze indruk. Sterker nog, de meiden stonden gewoon keihard te lachen aan de balie. Als ik u was zou ik maar eens een goed gesprek voeren met uw dochter want wat zij u allemaal op de mouw speldt.’
Dit gesprek ging over de intercom want je mag niet tegelijkertijd rijden en bellen dus viel de mond van dochterlief open van verbazing en zij blafte verontwaardigd tegen de wetsdienaar dat het zo niet was gegaan en dat hij gewoon keihard zat te liegen.
Hierop viel oom agent even stil en kapte snel het gesprek af.
We reden naar huis en dochterlief en ik kropen samen in haar bed. Tot vijf uur lag ze te rillen van de kou en ik moest weer denken aan een voorval met mijn jongste dochter. Op een zaterdagavond fietste ze met een vriendje om twaalf uur ’s avonds naar huis. Het vriendje viel en mijn dochter vermoedde dat hij zijn arm had gebroken. Ze belde de politie, vroeg of er een ambulance kon komen en wat ze in de tussentijd het beste kon doen. De eerste vraag die ze kreeg was of ze gedronken hadden. Mijn dochter antwoordde dat dat niet het geval was en kreeg vervolgens te horen dat ze voor dat soort dingen niet kwamen en dat ze maar zijn ouders moest bellen.
Dat deed ze, maar die kreeg ze niet te pakken. Toen besloten ze om een paar straten verderop naar een huis van vrienden te gaan. Dat huis haalden ze niet omdat het vriendje bijna flauwviel. Weer belde ze de ouders en ze kreeg uiteindelijk zijn moeder te pakken. Die kon het adres niet vinden waar ze waren en zo kwam deze knul twee uur later bij de eerste hulp aan. Hij kon blijven, moest geopereerd worden, want had een gecompliceerde armbreuk.
Ik kon afgelopen zaterdagnacht de slaap niet meer vatten, want je kunt er natuurlijk op wachten dat er op een dag echt iets vreselijk misgaat met een afloop waar je als ouder niet aan moet denken. Maar je kunt je kinderen niet in een glazen kooitje stoppen en altijd thuishouden. Je moet ook een beetje het vertrouwen hebben dat alles goed gaat en dat er mensen zijn die bereid zijn om een handje te helpen als de nood aan de man is. Misschien schrijft het politieprotocol in Hilversum deze handelswijze voor en houden onze dienstkloppers zich daar strikt aan, maar we zijn als samenleving wel behoorlijk afgedwaald als het gezonde principe om elkaar in nood een handje te helpen zelfs op het politiebureau al niet meer geldt.