Stel ik wil een wapenvergunning. Hoe gaat dat dan? Dat schoot laatst door me heen.
Schieten mag je tegenwoordig niet zomaar, daar moet je geestelijk gezond voor zijn. En om dat te kunnen vaststellen moet je je melden bij de broer van dr. Rossi. Een aardige meneer die je op je gemak stelt en die begint over het weer en dat het toch heel erg is dat het al dagen regent. Waarop ik dan antwoord dat het inderdaad weer is om op te schieten waarmee ik heel slim een bruggetje sla naar het onderwerp waar ik feitelijk voor kom, omdat ik tenslotte niet langer dan noodzakelijk op de sofa van de broer van dr. Rossi wil liggen.
‘Vertelt u mij eens, waarom wilt u een wapenvergunning?’
‘Dat is heel simpel. Schieten is voor mij een hobby, een sport. Ik heb met schieten wat een ander heeft met een potje tennis of het haken van een beddensprei.’
‘Kunt u dat uitleggen. Wat roept het op?’
‘Een kick. Het geeft gewoon een kick.’
‘Moet ik dan denken aan een seksuele kick?’
‘Nee hoor, gewoon heel simpel. Schot in de roos. Dat gevoel.’
‘Die roos. Staat die nog ergens voor? Denkt u wel eens aan uw buurman als u gaat schieten. Dat u dan zijn hoofd ziet?’
‘Dat zou alleen maar afleiden. Ik concentreer me geheel op die rode stip.’
‘Die rode stip. Is dat alleen een rode stip of toch ook een spatje bloed?’
‘Ik zie het als een hartje vol liefde.’
‘Dat u kapot schiet?’
‘Nee, waar ik mijn liefdespijlen op richt.’ Hier ga ik in mijn enthousiasme om het stempel ‘hartstikke normaal’ te krijgen wel een beetje te ver. Maar goed.
‘Doodt u wel eens dieren?’
‘Soms een spin, maar op zich doe ik geen vlieg kwaad.’
‘En mensen. Voelt u wel eens agressie jegens uw medemens.’
‘Nee, dat heb ik nou eigenlijk nooit. Is het trouwens raar dat ik dat niet voel?’
‘Het komt niet vaak voor, maar ik denk dat u extreem vredelievend bent. Ik zie dus geen enkele aanleiding om u een wapenvergunning te weigeren.’
Na nog wat vriendelijke woorden verlaat ik het pand van de broer van dr. Rossi. Ik ben geestelijk gezond. Ik mag schieten, met revolver, pistool en halfautomatisch geweer. Maar ik denk dat ik dat maar niet doe. Als ik de antwoorden nog eens nalees, vertrouw ik mezelf niet zo. Het zou maar zo kunnen dat mijn vredelievendheid opeens over is. Nee, als ik jullie was, zou ik maar een beetje uit mijn buurt blijven.