Het was een prachtige dag toen Kleine Kees zes jaar werd. De zon scheen, er was taart en een hoop cadeaus waaronder een op afstand bestuurbare auto. Daarnaast kreeg hij zijn eerste zakgeld. Een dubbeltje per week.
De volgende dag ging Kleine Kees naar de winkel en kocht een trekdrop. Dit deed hij elke week totdat hij een grote zak toffees zag liggen. Die wilde hij.
‘Nee,’ zei zijn moeder. ‘Zo werkt dat niet, Kleine Kees, als je dit wilt hebben, moet je eerst sparen.’ Dat deed Kleine Kees en wat was hij trots toen hij genoeg geld had.
Ondertussen vonden zijn ouders het tijd voor nog meer Kleine Keesjes, een grotere auto en een groter huis. En ook de schoenenkast van de moeder van Kleine Kees kon wel wat aanvulling gebruiken.
En dus kwam er een financieel adviseur. Die had prachtige leningen en een interessante beleggingshypotheek. Ze hoefden niets af te lossen, maar werden toch rijk. Hoe dat allemaal kon, wisten ze ook niet.
Toen Kleine Kees zestien werd, wilde hij een brommer. ‘Ja zeg, ben je mal,’ riep zijn moeder chagrijnig op haar nieuwe hoge hakken. ‘Het geld groeit me niet op de rug. Als je een brommer wilt, moet je maar een bijbaantje zoeken.’
Dat vond Kleine Kees heel reëel en hij ging bij de AH vakkenvullen, maar vond het wel jammer dat hij belasting moest betalen.
‘Dat moet iedereen,’ bromde zijn vader vermoeid, die net de hele avond bezig was geweest om zijn belastingformulier niet naar waarheid in te vullen. ‘De overheid zorgt voor ons. Voor de minderbedeelden en de wegen.’
Ach, dacht Kleine Kees, als ik straks met mijn brommer over die wegen ga rijden, dan is het prima dat ik daarvoor moet betalen en hij bracht zijn geld naar Jan Kees de Jager.
Jan Kees de Jager was hier heel blij mee. Hij kon het goed gebruiken om uit te lenen aan Europa dat op het punt stond om failliet te gaan. Hier had Jan Kees af en toe slapeloze nachten van. Met weemoed dacht hij soms terug aan de tijd dat hij nog een dubbeltje zakgeld kreeg. Wat was er misgegaan? Wat zou hij graag eens over dit probleem willen praten met wereldleiders. Maar in Amerika waren ze zelf druk met geld tellen en het schuldenplafond verhogen, in Afrika hadden ze geen geld en ging iedereen dood, en de Chinezen begrepen er helemaal niets van. Die zaten alleen maar te zeuren dat ze hun geld terug wilden van het rijke Westen. Hoe lang zou het nog duren voordat de Chinezen beslag gingen leggen op Europa?
Gelukkig ging het met de Kleine Kees heel erg goed. Toen hij negentien werd, liet hij zijn ouders weten dat hij economie ging studeren. Dat vonden zijn ouders een fantastisch plan, maar er was wel een probleem. Er was iets met de beleggingshypotheek waardoor zelfs de schoenenkast van zijn moeder op marktplaats gezet moest worden. Als de Kleine Kees wilde studeren, moest hij maar geld gaan lenen.
Dit bleek opmerkelijk eenvoudig. Zijn huisje is prachtig ingericht en hij krijgt meer geld dan hij ooit voor mogelijk had gehouden. Met de studie gaat het wat minder. Economie bleek ingewikkelder dan hij had gedacht, maar gelukkig heeft hij nog zes jaar. Pas daarna moet hij het geleende geld weer terugbetalen. Nee, met de Kleine Kees komt het wel goed.
Moraal van dit verhaal: het is me allemaal wat.