Het getjilp is verstomd, de kippen zitten weer op stok, de katten liggen in de mand, de paarden staan op stal en het konijn suddert in de pan. De boekenweek is voorbij, de rust is wedergekeerd en we kunnen weer gewoon gaan schrijven.
Dat was althans wat ik dacht, maar dat was een misvatting want in de hondenmand had ik twee probleemgevallen liggen, die mij woest aankeken.
‘Oké jongens,’ zei ik. ‘Wat is hier aan de hand?’
‘Hoe lang ben ik nu al in jouw leven?’ bromde Joost de labrador.
‘Dit jaar al bijna tien jaar,’ antwoordde ik enthousiast.
‘Precies, en wat krijg ik? Stank voor dank!’
‘Inderdaad,’ voegde Saartje, de vier jaar oude bulldog er nijdig aan toe. ‘Je houdt gewoon niet van ons!’
‘Wat heb ik misdaan?’ vroeg ik verbaasd.
‘Waar was je nou met ons in de boekenweek? Het thema was dieren! We mochten niet mee signeren in Weert en naar het boekenbal ging je met het baasje!’
‘Ik had maar twee kaartjes! Als jullie mijn column hadden gelezen, hadden jullie kunnen weten wat voor een gedoe dat was,’ zei ik verontwaardigd.
‘Iedereen, maar dan ook iedereen verscheen met zijn geliefde huisdier in een glossy of op televisie. Ik had met mijn goddelijke lijf en fantastische uitstraling toch op zijn minst op de cover van Hond & Kat moeten staan? Ik, Saartje, de bull van de wereldberoemde schrijfster!’
‘Saartje, ik ben niet wereldberoemd, sterker nog ik vraag me af of ik in Nederland wel�’
‘Denk toch eens groot, tut. Zelfs het Martin Gaus Magazine hebben we niet gehaald!’ Ze keek me verontwaardigd aan, wat overigens sowieso al haar natuurlijke look is met haar onderbeet en platgeslagen neus.
‘Hoe denk jij dat je eruit zou zien als wij je niet vier keer per dag uitlieten?’ bromde Joost.
‘Dan had je hier kogelrond op de bank gezeten met je compulsieve chocoladedrang en je chipsmania!’ blafte Saartje.
‘Hoe denk je dat dit huis eruit zou zien als wij er niet waren?’ ging Joost onverstoorbaar verder.
‘Eén grote klerezooi! Je bent zo lui als een varken. Dankzij ons moet je wel elke dag stofzuigen, maar ben je ons daar dankbaar voor?’ Saartje ging steeds bozer kijken. De rimpels op haar voorhoofd trokken dreigend samen.
‘Alle schrijvers deden leuk met hun geliefde dier, of dat van de buren, maar jij hebt helemaal geen aandacht aan ons gegeven.’ Joost keek me nu echt misprijzend aan. ‘Zelfs het derde sterfjaar van de wandelende tak van Mulisch werd herdacht met een gedicht en het afzichtelijke marmotje van Heleen van Royen stond pontificaal op de voorpagina van de Telegraaf tussen al het crisisnieuws. Maar wij�’
‘Oké jongens, het spijt me. Kan ik het goed maken met een groepsknuffel?’
‘Nou, dan zou je een eind op weg zijn.’ Joost knikte welwillend zijn lobbeskop.
‘Ben je besodemieterd!’ zei Saartje. ‘Zo makkelijk kom je er niet van af.’
‘Ik heb een idee! Als ik jullie nu eens noem in mijn column?’
‘Leuk,’ zei Joost goedkeurend, die nu eenmaal nooit lang boos kan blijven.
‘Dan wil ik wel dat er een foto bijkomt!’ blafte Saartje dreigend.