Dat het leven van een schrijfster niet zo glamourous is, wist ik allang, maar hoe ernstig de dieptepunten kunnen zijn, had ik niet kunnen bedenken. Alhoewel, met een beetje fantasie had ik een aardig eind kunnen komen.
Afgelopen zaterdag vertrok ik om twaalf uur naar het zuiden van het land. Een plaatselijke boekhandelaar uit een dorpje waar ik nog nooit van had gehoord, had me gevraagd te komen signeren. De winkel werd feestelijk geopend en er waren de hele week gezellige activiteiten. Nou, daar wilde ik wel naartoe. Altijd in voor een feestje.
Inmiddels heb ik al een paar signeersessies achter de rug. Helaas kan ik niet zeggen dat er dranghekken geplaatst moeten worden als ik kom, maar het enthousiasme van de boekhandelaar compenseert over het algemeen een hoop. Meestal doen ze hun uiterste best om de tafel met boeken zo leuk mogelijk aan te kleden, bijvoorbeeld met een fleurig boeketje dat ik dan na afloop mee mag nemen. Ik krijg koffie met koekjes en ze proberen zoveel mogelijk klanten naar mijn tafeltje te lokken.
Dat ging afgelopen zaterdag iets anders. De boekhandel zag er ten eerste niet uit alsof hij net feestelijk geopend was en vanachter de kassa werd ik aangestaard door twee vrouwen die volgens mij niet op mijn komst zaten te wachten.
Ergens verscholen in een hoekje stond een oud en gammel terrastafeltje waarop ze mijn boeken geflikkerd hadden.
‘Wilt u dat ik daar?’ vroeg ik heel beleefd.
‘Ja, doet u daar maar uw ding.’
Mijn ding. Wat was in hemelsnaam mijn ding?
Met argusogen volgden ze al mijn handelingen terwijl ik de boeken eerst maar eens leuk op het tafeltje drapeerde. Ondertussen werd er niets gezegd, alleen maar gekeken. En dat hebben de dames zo’n beetje de hele middag volgehouden. Het zweet stond me in mijn nek. Ik vond het eigenlijk enorm grappig, maar in je eentje kun je met je lol nergens naartoe, dus daar was ik ook snel klaar mee. En toen moest ik nog twee uur.
Nou was het erg warm die middag en dan beleeft de middenstander over het algemeen niet zijn gloriemomenten. En dat geldt dan dus ook voor een toevallig aanwezige schrijfster.
Er werd een krantje gekocht, een schriftje, een pen, een glossy. En dat was het wel.
Het leek mij tijd voor actie en ik greep elke binnenkomende klant bij zijn lurven en ging ze ongevraagd uitleggen waarom ik daar aan dat ellendige tafeltje zat.
Het werkte, maar geheel van een leien dakje ging het niet omdat de dames van de winkel besloten dat ze net zo goed even konden gaan stofzuigen. Naast mij.
Toen een klant twee boeken van mij ging afrekenen aan de kassa en zei dat ik haar overtuigd had van de geweldige kwaliteit van mijn schrijfsels, riep de dame van de boekhandel met snerpende stem door de winkel: ‘Ja, dat kan ze wel, klanten naar haar tafeltje slepen. Maar dat is natuurlijk wel haar werk!’
‘Dat is het niet!’ riep ik vanuit mijn hoek terug. ‘Schrijven is mijn werk.’
Het was echt gezellig en uiteindelijk was het een bijzonder leerzame middag. Ik weet nu dat dertig procent van de klanten in dat dorpje dringend ergens die zaterdag naartoe moest. Ik weet ook dat dertig procent nooit een boek leest en dat een heel hoog percentage mijn boeken enorm leuk vindt en mij heeft laten weten ze in de bibliotheek te gaan lenen.
Om zes uur was ik weer thuis.