Allerliefste en ik hebben de zaken lekker praktisch geregeld. Ik doe de eerste ronde met de honden, hij de laatste. Ik maak de boel kapot, hij repareert. Ik ben van de boeken, hij is van de muziek. En zo kwamen we bij Sting terecht.
Overigens zie je mij alleen nog maar bij de kleine poppodia waar ik de plekken weet waar ik wat hoger kan staan en ook eens een keertje een avondje 1 meter 75 ben.
Maar aangezien de kans nihil is dat Sting gaat optreden in buurthuis Ons Belang gingen wij naar de Heineken Music Hall.
De zaal was al aardig vol toen wij binnenkwamen, de verhoging met stoelen was ook al helemaal bezet en wij besloten achterin te gaan staan waar ik een waanzinnig uitzicht had over de zaal, maar Sting wel gereduceerd zou worden tot een minimensje met gitaar. Ik nam het voor lief.
Nou is zo’n concert natuurlijk een geweldig evenement, maar het bijbehorende publiek biedt minstens zoveel plezier. Het Stingpubliek viel grofweg in te delen in twee groepen: babyboomers en de morgen-word-ik-veertig-generatie. De laatste was blij dat ze even een avondje zonder hun Ritalin slikkende kinderen konden doorbrengen, maar het ADHD-gen is helaas ook bij de ouders ruim vertegenwoordigd, want ze konden geen moment stil zitten op hun stoeltjes en geen twee minuten hun mond houden.
De binnenstromende babyboomers keken verontwaardigd om zich heen. Waarom stonden er geen stoelen voor hun klaar? Bij gebrek aan goede plekken besloten ze massaal plaats te nemen op de trappen, maar dat mocht natuurlijk niet. Dat had de babyboomer ook zelf kunnen bedenken.
Vol verbazing heb ik toegekeken hoe een zaalbeveiliger in de weer ging om de grijze hoofden van de trappen te krijgen. Met alle geduld van de wereld ging hij het gesprek aan waarna er na tien minuten zuchtend werd opgestaan en een paar trappen hoger opnieuw plaats werd genomen.
Eén keurige, grijze heer, gekleed in liberale vrijetijdsuitdossing, maakte het wel heel bont. Hij bleef gewoon zitten, ik zag de paniek in de ogen van de zaalbeveiliger en op datzelfde moment viel een man voor mij van zijn stoel en bleef bewusteloos liggen. Sting zong zijn lied, de zaalbeveiliger werd geroepen – maar die was druk bezig de babyboomer te verplaatsen – de man werd overeind gehesen door omstanders en ik vroeg me af of burgerlijke ongehoorzaamheid een typisch babyboomtrekje was.
Het concert was nog lang niet afgelopen toen om ons heen allerlei mensen in beweging kwamen om alvast de jassen te halen. Want de babyboomer en de morgen-word-ik-veertigers hebben een vooruitziende blik. Die weten dat op enig moment het concert afgelopen zal zijn en in de rij voor de garderobe ga je natuurlijk niet staan wachten.
‘Wat een gedoe, hè?’ zei ik tegen Allerliefste, maar hij kon me niet verstaan omdat hij het hele concert naast twee vrouwen stond die zaten te praten over hun verjaardag die morgen zou plaatsvinden. Veertig, een hele leeftijd.
Gelukkig was de zaal al half leeg, omdat iedereen tenslotte ook op tijd die parkeergarage uit wilde, en konden wij nog even rustig genieten van Sting, die in z’n eentje met een gitaartje Message in a Bottle ten gehore bracht.
Allerliefste en ik hebben ons geamuseerd en verbaasd. Want wij zijn van de generatie van de verbazing. En dat schijnt ook een bijzonder irritante generatie te zijn. Als ik mijn kinderen moet geloven.