Vorige week kreeg ik een telefoontje van mijn redactrice. ‘Ik heb goed nieuws voor je,’ zei ze enthousiast. ‘Je mag naar het boekenbal!’
Het duurde enige tijd voor ik iets zei, zo verbaasd was ik. ‘Het boekenbal! Ik?’
‘Ja, jij. Je krijgt deze week de uitnodiging via de post. Ik denk overigens dat je één kaartje hebt. Vind je dat een probleem?’
Nee, dat vond ik geen probleem, maar stiekem hoopte ik natuurlijk op een tweede kaartje voor Wim. Ze gezellig is het nou ook weer niet om met een schrijfster getrouwd te zijn, dus de krenten in de pap wil ik bij voorkeur samen met hem delen.
Vanaf dat moment stond ik elke dag te trappelen van ongeduld bij de brievenbus, maar wat er ook binnenkwam, geen kaartje voor het boekenbal!
Een lichtelijk paniekerig telefoontje naar de redactrice moest uitkomst bieden, maar ook op donderdag zat er niets bij de post en op vrijdag was er zelfs geen Donald Duck, wat voor een zeker lid van de familie net zo ellendig was als voor mij de nog steeds ontbrekende uitnodiging.
Inmiddels begonnen de zenuwen toe te slaan. Hadden ze het bij Sijthoff wel goed begrepen? Was de postbode bezig om zich in een panterlegging te wurmen met bijpassend vlinderdasje? Of zou het begeerde kaartje gewoon maandag op de mat liggen?
Maandag lag er weer niets en ik besloot nog maar eens met de Sijthoffjes te bellen, maar die waren allemaal buitenshuis aan het vergaderen en de volgende dag, de dag van het boekenbal, pas weer aanwezig.
Dit was het moment waarop ik besloot zelf maar eens met het CPNB te bellen. Ik werd onmiddellijk doorverbonden met een dame die naar de naam Wietske luisterde.
‘Mevrouw, volgens mijn uitgever krijg ik een uitnodiging, maar ik heb nog niets ontvangen.’
‘Maar u heeft ook helemaal niet geantwoord,’ zei ze op een toon die mij deed vermoeden dat mijn kaartje inmiddels naar een reserve-auteur was gegaan.
‘Ik kan toch niet antwoorden op iets wat ik niet heb ontvangen?’
‘Kan je over een uurtje terugbellen?’
Nee, dat kon ik niet want op dat tijdstip was ik bij de fysiotherapeut. Iets wat ze had kunnen weten als ze mijn site had bezocht, maar dat zei ik maar niet. ‘Nee dat gaat niet, maar tot hoe laat bent u open?’
‘Open?’ zei ze kribbig.
‘Sorry, het CPNB is natuurlijk geen winkeltje.’
‘Nee, inderdaad.’
Ik voelde inmiddels dat ik op de verkeerde weg zat en als ik tot die conclusie kom is dat meestal het moment waarop ik alles ga verknallen en hele hoop foute dingen ga zeggen.
‘Er liggen morgen twee kaartjes voor u klaar. Om tien uur kunt u ze bij mij afhalen,’ zei ze uiteindelijk.
Het enige wat op dat moment goed tot mij doordrong was dat Wim mee kon en pas nadat ik had opgehangen vroeg ik me af wat ze in hemelsnaam bedoelde met tien uur. Wat een raar tijdstip!
Nu is dat hele boekenbal omgeven met allerlei mysteries en doodenge rituelen om er binnen te komen dus het leek mij niet geheel onverstandig om nog even navraag te doen. Dus belde ik nog een keer.
‘Wietske.’ Inmiddels zat ik in de fase van het tutoyeren. ‘Nog even over het afhalen van die kaartjes. Hebben we het dan over tien uur ’s avonds of tien uur ’s ochtends?’
‘s Avonds!’ En ze begon keihard te lachen.
Ik vermoed dat ze vervolgens iedereen van het CPNB winkeltje bij elkaar heeft getrommeld. ‘Wat ik nu toch aan de telefoon heb gehad! Totaal gestoord!’
Wim en ik zijn uiteindelijk binnengekomen. Wietske bleek een vriendelijke maar strenge dame die zich duidelijk afvroeg of het wel verstandig was dat ik buitengewoon verlof had gekregen van de Instelling voor Verwarden.
Hoe ik weer uit dit bolwerk van literaire gezelligheid ben gerold laat ik volgende week weten.