Mijn vorige column ging over een dramatisch bezoek aan een chagrijnige kapper. Een paar dagen later zat ik in het vliegtuig richting Amerika. We hingen nog een beetje half boven Amsterdam toen de purser met een mededeling kwam. Hij verzocht ons vriendelijk, maar wel dringend om de dichtstbijzijnde toiletten te gebruiken en verder was het om veiligheidsredenen verboden om met meerdere mensen rond de toiletblokken te staan. Dat leek mij redelijk.
Een van onze medepassagiers was een bekend politicus van een niet nader te noemen democratische partij. Deze man heeft twee uur bij de toiletten een diepzinnig gesprek gevoerd met een dame. Ze stonden niet alleen op irritante wijze in de weg, maar ze waren ook nog eens bijzonder storend voor de medepassagiers die er dichtbij zaten. Merkwaardig genoeg zei het cabinepersoneel er helemaal niets van.
Acht uur later kwamen we aan op JFK. Dat is het mooie van vliegen, dankzij al die veiligheidsmaatregelen is het bijna ondoenlijk om de landingsbaan te missen.
Na twee weken vlogen we weer terug. Een nachtvlucht, het was de bedoeling dat we gingen slapen. Een knul achter mij deed verwoede pogingen om door mijn stoel heen te trappen. Ik heb geen idee waarom. Ook kansloos, want die stoelen zitten heus wel goed vast.
Tijdens deze slapeloze nachtvlucht kwam ik tot de conclusie dat in Amerika beleefdheid het glijmiddel is van de multiculturele samenleving. Je wordt niet met je auto van de weg geblazen en verkeer van rechts is een onbekend begrip. Er is weinig vuil op straat en hondenpoep wordt opgeruimd. Er wordt niet tegen je aangebotst en zelfs in een bomvolle metro heb je geen last van elkaar. In een rij staat iedereen keurig op zijn beurt te wachten. De servicegerichtheid en vriendelijkheid in restaurants en winkels is verbijsterend groot.
De cynische Nederlander zegt onmiddellijk: ‘Ach, die beleefdheid en vriendelijkheid van die Amerikanen, het klinkt leuk, maar het is zo oppervlakkig. Het heeft totaal geen diepgang.’
Nou en?
Ik wens helemaal geen diepzinnig gesprek met mijn kapper. Ik wil alleen maar dat hij mijn haar goed knipt en zijn rothumeur niet op mij afreageert. Ik wens helemaal geen diepzinnig gesprek met die bejaarde in de Albert Heijn. Ik wil alleen maar dat ze ophoudt om het karretje in mijn kont te duwen omdat ze sneller wil dan de kassière kan. En ik wil al helemaal geen diepzinnig gesprek met die achterlijke manager in zijn foute leasebak die mijn oude Saabje van de weg probeert te drukken terwijl ik toch keurig de maximale snelheid rijd. Ik wil overigens best een diepzinnig gesprek met een bekend politicus, maar niet op een plek waar het om veiligheidsredenen niet mag en waar ik anderen stoor.
Dus cynische Nederlander, die het allemaal zo goed weet en er ondertussen een klerezooi van maakt. Wie is er hier nou oppervlakkig?